“Een betaalbare, doelmatige verstrekking van medicijnen wordt vooral belemmerd doordat huisartsen en specialisten zich laten be�nvloeden door de medicijnfabrikanten.” Aldus de ondubbelzinnige conclusie van een rapport dat in 2001 door het College van Zorgverzekeraars werd samengesteld en helaas heeft die conclusie nog niets van zijn actualiteit verloren. Verbetering is noodzakelijk, want van de zorgverzekeraars wordt verwacht dat ze een sleutelrol spelen bij de beheersing van de medische kosten, waaronder onder andere de prijs van de geneesmiddelen. Zij zijn het immers die in de geneesmiddelenmarkt het best de gebruiker kunnen vervangen bij de onderhandeling en daarbij de juiste prijs en kwaliteit van een product kunnen afdwingen.
De gebruikers van de zorg zelf hebben die mogelijkheid niet. Zij kunnen immers alleen maar gebruiken wat de artsen hen voorschrijven. De artsen hoeven de middelen zelf niet te betalen en laten zich, zo werd geconstateerd, meestal vrij eenvoudig be�nvloeden door de verkopers van de producten.
Als de artsen uit alle beschikbare, effectieve en veilige middelen de voordeligste keuze zouden maken, zou dat heel veel geld besparen. Als zij er bovendien meer rekening mee zouden houden dat voor het verhelpen van een klacht een geneesmiddel lang niet altijd nodig of zelfs maar wenselijk is zou men n�g veel gunstiger uit zijn. De farmaceutische industrie geeft echter jaarlijks 500 miljoen euro uit aan de promotie van haar producten en die blijkt dan ook erg effectief te zijn. Bovendien speelt de industrie een sleutelrol in het financieren van het onderzoek naar geneesmiddelen en heeft zo ook een, vaak voor buitenstaanders onzichtbare, sturende rol.
Er is altijd gedacht dat de beroepsgroepen (industrie en artsen) een en ander zelf konden en zouden regelen. Hiervoor werd zelfs een gedragscode ontwikkeld. Deze code functioneert tegenwoordig echter nog maar nauwelijks en is aan vernieuwing toe. Met name omdat de regels naar tegenwoordige begrippen vaag en onduidelijk zijn. Ook de wetgeving zou overigens heel wat duidelijker kunnen zijn.
Nu is het overigens zeker niet zo dat de artsen het eens zijn met de bestaande situatie. Uit een schriftelijke enqu�te onder leden van de KNMG – de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunst – is gebleken dat de overgrote meerderheid wat betreft nascholingen en cursussen een minder afhankelijke rol van de industrie zou wensen. Ook maakt 45 procent van de artsen bezwaar tegen de nascholingscursussen in het buitenland, die gewoonlijk eveneens door de farmaceutische industrie worden gefinancierd. Tot veel verandering heeft het echter niet geleid in de afgelopen vijf jaar.